Rijmen en regels

Een gedicht definiëren wij als een stuk tekst waarmee de dichter op een kernachtige en (meestal) rijmende wijze een boodschap overbrengt aan de lezer ervan. Drie aanvullingen op deze definitie zijn beslist nodig om een gedicht van andere taalkunst te onderscheiden.
  • Belangrijk is dat de lengte van het dichtstuk (het aantal regels) geheel wordt bepaald door de dichter (kort of lang). Hiermee onderscheidt dichtkunst zich van proza, waarbij de lengte van de tekst wél een belangrijke plaats heeft.
  • Naast rijm heeft de dichter nog twee instrumenten waarmee hij zijn dichtstuk tot een (beter) dichtstuk kan maken, te weten: het gebruik van strofen en ‘metrum’.
  • De dichter baseert zich bij het rijmen op een rijmschema.
Hieronder vindt u de belangrijkste informatie over rijmsoorten, rijmplaatsen, rijmschema’s, metrum en gebruik van strofen. U kunt deze informatie gebruiken bij het opstellen van uw eigen gedichten of om gedichten beter te snappen of te kunnen lezen. Hier en daar geven wij ter illustratie ook voorbeelden.



Gebruik van strofen in gedichten

Zoals bij onze uitleg over de rijmschema’s al beschreven zijn gedichten vaak opgebouwd uit strofen. Een strofe is een (onder)deel van een gedicht met een bepaald/vast aantal regels, gescheiden door een regel witruimte wanneer een gedicht bestaat uit meerdere strofen.

Belangrijke soorten binnen de strofenbouw

Distichon: strofe met twee regels
Terzine: strofe met drie regels
Kwatrijn: strofe met vier regels

Quintet: strofe met vijf regels
Sextet: strofe met zes regels
Septet: strofe met zeven regels
Octaaf: strofe met acht regels

Kwatrijnen worden zeer veel gebruikt, maar ook gedichten met een quintet en sextet opbouw ziet men vaak.

Dichtvormen

Bij een ‘sonnet’ vindt de strofenbouw op een speciale manier plaats. Het gedicht moet dan uit veertien regels bestaan, waarbij de eerste twee strofes kwatrijnen zijn (tezamen een octaaf) en de derde en de vierde strofe een terzine (tezamen een sextet). Deze dichtvorm bestaat als sinds de dertiende eeuw en komt uit Italië.

Hieronder nog enkele andere dichtvormen waarbij de opbouw van het gedicht een belangrijke(re) rol speelt.

Limmerick: een gedicht van één strofe met vijf regels, met een (vrij tot zeer) vast metrum. Het laatste woord op de eerste regel is veelal een plaatsnaam, hoewel dit geen noodzaak is.

Ode: een gedicht waarin iemand of een zaak lof toekomt. Vaak een held, of een schone vrouw. Een ode bevat meestal een (behoorlijke) verheerlijking ten opzichte van de werkelijkheid. Mindere eigenschappen van een persoon of zaak worden hierbij vergeten, of sterk afgezwakt. Een ode staat ook wel bekend als lofdicht of 'eredicht'.

Elegie: kort gedicht met een bepaalde mate van melancholie/klaagzang. De dood, het gemis of armoede (van of om de dichter heen) heeft vaak een centrale plaats in zo een gedicht.

Satire (hekeldicht): een gedicht met een bepaalde vorm van spot (bijvoorbeeld ironie, sarcasme, of karikatuur)

Epigram: wordt ook wel 'puntdicht' genoemd. Een kort gedicht van grappige aard, zich vaak richtend op een bepaalde essentie of waarheid. Vaak ook met één of meerdere woordspelingen.